FLAME: een extra hoge dosis straling op agressieve prostaattumoren

01 Oct 2018

Jaren geleden zette hij met collega’s de FLAME-trial op. Een omvangrijke patiëntenstudie naar verbetering van bestraling voor de hoog-risicogroep. “De standaardbehandeling in Nederland is dat de hele prostaat dezelfde dosis bestraling krijgt. Maar de tumorload is niet in de hele prostaat gelijk. Daarom onderzoeken wij in de FLAME-trial of je de dosis zó aan kunt passen, dat op de tumor binnen de prostaat een extra dosis straling terechtkomt”, aldus professor Van der Heide.

Bijwerkingen indammen

Probleem daarbij is dat je niet zomaar het bestralingsapparaat lukraak een standje harder kunt zetten. “Dat leidt tot een overmaat aan bijwerkingen. Maar met behulp van MRI kun je tegenwoordig zien waar de tumor in de prostaat nu eigenlijk zit. Als we die MRI-beelden gebruiken om de tumor af te lijnen binnen de prostaat, kunnen we daar extra bestralen. ”

“Het idee voor de studie ontstond in 2006, in 2009 ging hij in Utrecht van start met vier deelnemende centra. In Utrecht, Leuven, Nijmegen en in het Antoni van Leeuwenhoek werden 571 patiënten bereid gevonden aan de studie mee te doen. De ene helft kreeg de standaardbehandeling, de andere helft werd ingeloot in de studie-arm. Al deze patiënten zijn ondertussen behandeld, de laatste in februari 2015”, schetst de onderzoeker. “Maar omdat we elke patiënt 5 jaar volgen -om de effecten goed in kaart te brengen- hebben we pas in 2020 onze data compleet voor definitieve analyse.”

Met deze financiering uit het Alpe d’HuZes/KWF-fonds kunnen de resultaten in de komende jaren daadwerkelijk geanalyseerd gaan worden. Belangrijkste vragen zijn of de lokale dosisverhoging ervoor zorgt dat de tumor beter wordt aangepakt en of de bijwerkingen met deze hogere dosis niet toenemen.

Resultaten landelijk implementeren

Maar de onderzoeker bekijkt in dit project ook of de hogere stralingsdosis daadwerkelijk de goede plek heeft bereikt: “De prostaat beweegt. In de darmen is sprake van peristaltiek, er kan in eens een luchtbel langskomen waardoor de prostaat iets verschuift. Dat is een belangrijk punt bij radiotherapie: als iets 3 millimeter verschuift, dan is dat maar een klein stukje, maar bij radiotherapie vinden we dat een enorme afstand. We hebben die verschuivingen in deze studie in kaart gebracht en gaan nu uitzoeken wat de invloed daarvan is.”

Die vraag is belangrijk voor de eventuele implementatie van de onderzoeksresultaten. “Het idee is om het intekenen van de tumor op MRI-beelden, maar ook de behandeltechniek zelf, uit te werken tot een richtlijn. Die moet er voor zorgen dat een patiënt niet alleen in de 4 deelnemende klinieken, maar overal dezelfde behandeling kan krijgen. Wat wij willen kunnen aanbieden is een duidelijke beschrijving van hoe dat moet.”

Met het Antoni van Leeuwenhoek heeft Van der Heide een perfecte plek om zijn onderzoeksprojecten tot volle wasdom te laten komen: “Iedereen in dit ziekenhuis is geïnteresseerd in dezelfde ziekte. Dat betekent dus op het moment dat je samenwerkingen zoekt, die heel makkelijk te krijgen zijn.”

Radiotherapie beter maken

Die samenwerkingen gaan in het geval van professor Van der Heide altijd over verbetering van bestraling. “Het interessante daarvan is dat radiotherapie niet binair is, zoals chirurgie dat wel is. Bij chirurgie snijd je iets weg of je laat het zitten, maar daar zit niet zo veel tussenin. Het is het een of het ander. Bij radiotherapie kun je daarmee variëren, zeker in combinatie met MRI. Dat stelt ons in staat om de tumor te karakteriseren. Om dus te kijken wat voor type tumor het eigenlijk is. Is hij heel agressief of is hij juist niet zo agressief? Zal de tumor heel snel gaan reageren op een behandeling of minder snel? En vandaaruit kun je een vertaling maken naar de hoeveelheid dosis die de tumor precies nodig gaat hebben.”